Schipper Rutgert Oosterhuis vond bultrug Johanna en vervoerde explosieven

‘Heel hard gewerkt, soms zeven dagen per week, ook ’s nachts’

Of het nu toeristen, sportvissers, wetenschappers, zeeloodsen, cameraploegen, voetbalsupporters of opgeviste oude vliegtuigbommen waren, Rutgert Oosterhuis vervoerde ze met zijn scheepje Het Sop.

Afgelopen zomer kwam daar na bijna dertig jaar een einde aan en slaagde hij er met hulp van MB Adviesgroep in zijn bedrijf te verkopen. ‘Ik heb heel hard gewerkt. Soms zeven dagen per week, ook ’s nachts. Het wordt tijd voor iets anders.’

Hij heeft ruim twee uur zitten vertellen, wanneer we afscheid nemen. Terwijl ik mijn jas al aantrek, schiet hem te binnen dat hij nog helemaal niets heeft gezegd over de bultrug die hij begin december 2012 aantrof op de Razende Bol, de zandplaat tussen Texel en Den Helder. Hij had op dat moment nog geen flauw idee van de consternatie die zijn vondst zou veroorzaken. Het ongelukkige, tien meter lange dier leefde nog, maar verkeerde in doodsnood. De stranding van de bultrug werd gemeld op het NOS Journaal en in andere populaire nieuwsprogramma’s. Een golf van reacties was het gevolg. Eerst kreeg het dier een naam: Johannes. Toen het om een vrouwtje bleek te gaan, werd ze snel omgedoopt in Johanna. Zelfverklaarde dierenliefhebbers riepen op haar te redden, terwijl kenners al snel constateerden dat een reddingsactie geen enkele kans van slagen had. ‘De bultrug lag heel hoog, ver van het water. Het woog duizenden kilo’s. Als je met zo’n dier gaat slepen, trek je het helemaal uit elkaar. Er zat niets anders op dan ‘m uit zijn lijden te verlossen’, vertelt Rutgert.

Niet iedereen legde zich bij die nuchtere conclusie neer. Uiteindelijk werd zelfs in politiek Den Haag over het lot van Johanna gediscussieerd. ‘Mensen vonden dat we er alles aan moesten doen om haar te redden. Sommigen gingen er heel ver in om hun zin te krijgen. Ik ben zelfs bedreigd omdat ik de dierenarts had vervoerd die haar met een spuitje moest afmaken. Het was een hectische week, waarin ik meerdere keren per dag met allerlei deskundigen, bestuurders, cameraploegen en anderen naar de Razende Bol ben gevaren.’

Drugstransport

Dat Rutgert het voorval niet direct heeft verteld, betekent niet dat hij het heeft verdrongen, maar illustreert wel dat hij in bijna dertig jaar heel veel heeft meegemaakt. Tot een uitnodiging om aan een drugstransport mee te doen aan toe. Hoewel hem een slordige anderhalve ton in het vooruitzicht werd gesteld, ging hij er niet op in. ‘Ik hoefde niet bang te zijn. Als we zouden worden gepakt, dan hadden ze verklaard dat ze mij als schipper hadden gegijzeld en dat ik met de smokkel niks te maken had. Zeiden ze.’ Smalend: ‘Ja, ja. Ik heb het risico toch maar niet genomen.’

Hij is al bijna zijn hele leven ‘gek op de zee en op bootjes’. Dat kreeg hij niet van huis uit mee. Rutgert werd geboren in het midden van het land, in Tiel. Zijn moeder was kleuterleidster, zijn vader belastingambtenaar. Zelf had hij later een verzekeringskantoor in Noord-Brabant. Maar regelmatig ging hij naar Zeeland, om aan te monsteren op de boot van een kennis, die ermee naar zee ging om te vissen. ‘De eerste keren werd ik ziek en heb ik alleen maar lopen kotsen. Het duurt even voordat je gewend bent. Maar daarna wilde ik niets anders meer.’

Rutgert liep al naar de veertig toen hij en zijn gezin naar Texel verhuisden. ‘Brabant werd me te druk. Toen al waren daar files en dat is alleen maar erger geworden. En het begon er behoorlijk crimineel te worden, met steeds meer drugslaboratoriums. In die omgeving wilde ik mijn twee jonge jongens niet laten opgroeien. Op Texel kun je ’s nachts om twee uur nog rustig over straat lopen zonder in elkaar te worden geslagen. En de deur van je schuur hoeft hier nooit op slot.’

Kabeljauw vissen

Probleem was wel dat hij na de verkoop van zijn verzekeringskantoor niks te doen had. Niet voor één gat te vangen, besloot Rutgert vis te gaan vangen. Met een klein bootje, dat hij voor de gelegenheid had gekocht en waarmee hij ver de zee op ging. ‘Tot wel twintig of dertig mijl uit de kust. Daar zat veel kabeljauw, vooral rond de wrakken. Ik ving ze met een hengel, soms wel tweehonderd kilo per keer. In het begin verkocht ik ze aan Piet van der Star (eigenaar van een viswinkel in Oudeschild, red.). Toen ik vroeg of hij kabeljauw wilde hebben, zei hij: Maar die zwemt hier niet in de zomer. Wist hij veel. In Zeeland gingen ze ver de zee op om te vissen, maar op Texel deed niemand dat. Ik deed het in mijn eentje. Achteraf misschien onverantwoord, maar ik was niet bang en het is altijd goed gegaan.’

Om sportvissers mee te kunnen nemen, schafte Rutgert al snel een nieuw scheepje aan, dat hij evenals zijn voorganger Het Sop noemde en dat net iets groter en sneller was. Al snel verwierf hij bekendheid bij liefhebbers die van vissen hielden en er graag op uit gingen. ‘Ik heb dat een jaar of twaalf, dertien gedaan. Maar de vangsten werden steeds minder, je moest steeds verder de zee op. Daarom ben ik ermee gestopt.’

Baggermaatschappijen

Als alternatief begon hij zich te verhuren aan grote baggermaatschappijen als Boskalis, Van Oort en Jan De Nul. Hij bevoorraadde baggerschepen en vervoerde bemanningsleden en materiaal. ‘Tenderen noemen ze dat in die wereld. Ik werd steeds vaker gevraagd. Zelfs een keer voor een groot project van samenwerkende baggerbedrijven op de Nieuwe Maasvlakte. Het zou voor een week zijn, maar werd uiteindelijk een halfjaar. Zeven dagen per week. Het was hard werken, maar het verdiende goed. Best bijzonder dat ze bij mij terechtkwamen. Net of er in de buurt van Rotterdam geen scheepjes waren die dit werk konden doen. Maar ze moeten je kennen en dat duurt jaren. Een jaar of vijftien lang ben ik een vaste partner van die maatschappijen geweest. Afgelopen voorjaar heb ik nog een klus voor Boskalis gedaan.’

Terugkerend werk in de baggerwereld was het vervoer van explosieven. ‘Bij zandsuppleties hogen ze het strand op met zand dat ze een mijl of tien, twaalf uit de kust opzuigen. Een gebied waar vliegtuigen van de Geallieerden in de oorlog vaak bommen loosden om minder ballast te hebben voor de terugtocht naar Engeland. Die bommen zonken naar de bodem en inmiddels ligt er vaak wel een meter of twee zand op. Vissers hebben daar geen last van, die komen niet zo diep met hun netten. Maar die bommen komen wel regelmatig in de zuigmond van de baggerschepen. Een gevaarlijke situatie. In het verleden is het ook wel eens misgegaan.’

Riskant werk

Rutgert werd regelmatig ingeschakeld bij het onschadelijk maken van de explosieven. Riskant werk, want de bommen moesten onder leiding van medewerkers van de EOD – Explosieven Opruimingsdienst Defensie – midden op zee met behulp van touwen en kabels worden overgebracht van het baggervaartuig naar Het Sop. ‘Lastig hoor. Granaten en torpedo’s waren niet zo’n probleem, maar 200-ponders kon je met vier man maar net mannen. Eén keer hadden we te maken met een 500-ponder. Daar moest een kraan aan te pas komen. Daarna namen we de bommen mee naar dieper water om ze tot ontploffing te brengen. We hadden een vaste plek bij de Razende Bol, waar genoeg water stond. We deden het meestal ’s nachts, om voor zo min mogelijk ophef te zorgen.’

Alvorens de bommen door de experts van de EOD onschadelijk werden gemaakt, was het zaak om voldoende afstand te creëren. ‘Je vaart van de bommen weg, totdat je op 150 meter bent. Dan vragen die mannen: Schipper, kan het? En dan geef je het sein dat het veilig is. Bij mij is dat altijd goed gegaan, maar bij een collega ging het een keer mis. Hij had toevallig een dienst van me overgenomen en nog niet zoveel ervaring. Ze voeren wél 150 meter weg, maar hij had niet in de gaten dat het schip door de stroming daarna weer werd teruggedreven. Toen de bom ontplofte, lagen ze weer dichtbij. Er was heel veel schade aan boord, maar gelukkig waren er geen slachtoffers.’

Brandende kotter

Zijn belevenissen met de EOD vormen maar een klein deel van al zijn avonturen op zee. Onvergetelijk is de brandende Zeeuwse kotter die hij midden op de Noordzee aantrof, met op de voorplecht vijf doodsbange bemanningsleden. ‘Het schip stond in lichterlaaie, de polyester kajuit begon al te smelten. Twee reddingsvlotten lagen ondersteboven in het water, daar hadden ze niks aan. Ik heb erg getwijfeld. Als een kotter vol dieselolie explodeert, wil je daar niet in de buurt liggen. Ik had al tien mensen aan boord. Ga je hun leven riskeren om dat van vijf anderen te redden? Uiteindelijk heb ik de beslissing genomen: ik gaf mezelf vijf minuten, daarna moesten we wegwezen. Gelukkig is het gelukt.’

Zonder er verder op in te gaan, merkt hij op ook wel eens lijken uit zee te hebben opgevist. Afgelopen voorjaar was hij even bang dat opnieuw te moeten doen, toen hij in de buurt van de Razende Bol een kano aantrof. ‘Er dreven allerlei spullen omheen, maar er zat niemand in. De eigenaar bleek een stukje verderop te drijven, maar er stonden best hoge golven en ik heb hem niet gezien. Hij is later gered door een helikopter. Hij heeft het overleefd, maar van zijn vader hoorde ik later dat hij er nog steeds slecht aan toe is.’

Wetenschappers en voetbalsupporters

Zijn passagierslijst kreeg in de loop der jaren indrukkende proporties. Naast de al genoemde medewerkers van baggermaatschappijen, explosievendeskundigen, walviskenners en cameraploegen noemt hij de zeeloodsen die hij van het ene naar het andere schip voer, wetenschappers van NIOZ en IMARES die onderzoek naar vogels deden en de Texelse voetbalsupporters die na een avondwedstrijd van AZ niet meer op tijd ‘de laatste boot’ van veerdienst TESO konden bereiken. Ook vervoerde hij zaalvoetballers: de ene week de spelers van Texel’94 die aan ‘de overkant’ hadden gespeeld en weer naar huis wilden, de week erop de tegenstanders die naar Texel kwamen en ’s avonds laat weer van het eiland gingen. Lachend: ‘Ook de scheidsrechter was vaak aan boord. Dat gaf wel eens commotie als de gemoederen hoog waren opgelopen en spelers nog boos waren omdat ze vonden dat de scheidsrechter verkeerde beslissingen had genomen.’ Om ze te scheiden, heeft Rutgert wel eens rigoureuze maatregelen genomen. ‘De scheidsrechter mocht binnen zitten. Gaan jullie maar naar buiten, zei ik tegen de voetballers. Dat vonden ze natuurlijk niet leuk. We zijn geen beesten, riepen ze.’

Booming business

Maar de beste klandizie had hij waarschijnlijk toch wel van de toeristen die de Waddenzee op wilden om zeehonden te spotten. ‘Die robbentochten waren booming business. We gingen vier keer per dag, anderhalf uur per keer. Ik heb op een gegeven moment zelfs een tweede boot gekocht: een snelle RIB. Ik had toen vijf man personeel in dienst. Het was hard werken, maar de verdiensten waren ook goed.’

Veel tijd voor hobby’s bleef er niet over, al probeerde hij af en toe te tafeltennissen en hield hij wekelijks een avond vrij om te repeteren met Wad Zou’t, een band met vrienden met wie hij af en toe ook buiten Texel optrad. ‘Verder kwam ik nergens aan toe. Een festival of een feestje op zaterdagavond? Je legt je schip niet even aan de kant. Er moest geld worden verdiend en ik had mensen in loondienst. Een jaar of drie geleden begon me dat op te breken. Ik was vierenzestig en merkte dat de pijp sneller leeg was.’

Bedrijf te koop

Rutgert besloot zijn bedrijf te koop te zetten. Op aanraden van zijn vaste boekhouder Kees Zwaan besloot hij daarbij de hulp in te roepen van Maarten-Jeroen den Boer van MB Adviesgroep. ‘Een capabel man, die niet alleen verstand heeft van overnames, maar ook van financieringen. Dat zou nog van pas kunnen komen als er interesse was geweest van iemand die wel wilde kopen, maar niet direct het geld voorhanden had.’

Gegadigden bleken niet in de rij te staan en gesprekken met een eerste serieuze partij hadden uiteindelijk geen succes. Maar dit jaar kwam het uiteindelijk toch nog goed. ‘Ik werd gebeld door Robin Konijn, die ook op de tafeltennisvereniging zit. Hij belde om zakelijke redenen, vertelde hij. Zo gaat dat op Texel, de wereld is hier klein. Hij vertegenwoordigde Albert Schagen, een Texelse visser die mijn bedrijf wilde kopen. Ik heb hem doorverwezen naar Maarten-Jeroen. Ze zijn met elkaar in gesprek gegaan en twee weken later waren ze eruit.’ Lachend: ‘Weet je wat het is? Zulke jongens heb je gewoon nodig. Ze zijn kundig en hebben ingangen die jij en ik niet kennen. Ze zijn misschien niet goedkoop, maar je kunt niet zonder ze.’

Op 1 juli 2024 was de overdracht en begon een nieuw leven voor Rutgert. Een paar maanden later is hij nog altijd bezig om daaraan te wennen. ‘Ik doe weinig, maar verveel me nog niet. Ik neem overal de tijd voor. ’s Ochtends sta ik rustig op en neem ik met een bakkie thee erbij uitgebreid de krant door. Vroeger moest ik eerst de mail controleren of er nog nieuwe reserveringen waren en daarna de administratie doen. Met een schuin oog op de klok, want een halfuur later moest ik alweer op de haven zijn. Morgen ga ik naar mijn zoon in Brabant. Leuk, daar heb ik nu ook eens tijd voor.’