'Afgesproken dat we het lokaal zouden houden'

René de Lange verkocht de Texelse Courant

‘Maarten-Jeroen is een fenomeen in onderhandelen. Naast dat hij rekenkundig zo goed is, is hij in staat zich te verplaatsen in een ander. Daarmee is hij de tegenpartij altijd zeven stappen vooruit.’

Lovende woorden van René de Lange voor zijn adviseur Maarten-Jeroen den Boer. René praat uit ervaring. Hij verkocht onlangs Mediabureau Langeveld en de Rooy – uitgever van onder meer de Texelse Courant – veertien jaar nadat hij het bedrijf had gekocht. In beide gevallen was Maarten-Jeroen een belangrijke betrokkene: toen als zijn accountant, nu als verkoopmakelaar.

rene de lange
rene de lange -tx courant

Als een voetbalwedstrijd

‘In 2006 was Maarten-Jeroen nog werkzaam bij Omnyac. Ook nadat hij zelfstandig verder ging, heb ik veel met hem te maken gehad. Op de cruciale momenten heb ik hem altijd geconsulteerd. Maarten-Jeroen is ter zake kundig. Bovendien wil hij altijd winnen. Hij bereidt zaken voor als een voetbalwedstrijd. Goed trainen, tactiek bepalen, afspraken maken, et cetera. Voor de eerste helft, maar ook voor de tweede helft en voor een eventuele verlenging. En in de rust evalueer je en kun je zo nodig je strijdplan bijstellen. Zijn aanpak bij de verkoop heeft heel goed gewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat een ander niet hetzelfde uit het vuur had gesleept.’

Stap opzij

Haast om te verkopen had René niet, wel voelde hij de behoefte de afgelopen jaren groeien. Verschillende oorzaken speelden daarbij een rol.

Gezondheidsklachten, maar ook het verlangen om vaker leuke dingen te doen en er met zijn camper opuit te trekken. ‘De drive wordt minder, de glans is eraf. Dan moet je een stap opzij doen’, vertelde hij bij de bekendmaking in de Texelse Courant.

De nieuwe eigenaren zijn twee trouwe medewerkers: salesmanager Duncan Whyte en hoofdredacteur Job Schepers. ‘Er waren meer gegadigden en ik ben ervan overtuigd dat een koper van de overkant een hogere prijs had betaald. Maar we vonden het allemaal het beste als het bedrijf in Texelse handen zou blijven.’ Overwegingen daarbij waren dat de Texelse Courant, die in 1887 voor het eerst verscheen, een van de laatste zelfstandige lokale kranten is. Op Texel wordt veel waarde gehecht aan ‘het eigene’. De vrees bestond bovendien dat een groter mediabedrijf als nieuwe eigenaar fors in het personeelsbestand zou snijden.

Gouden trio

Bij de verkoop liet René zich begeleiden door twee adviseurs.

Naast Maarten-Jeroen was dat Roy Keller, oud-directeur van de Telegraaf Media Groep en voorzitter van de NNP, de organisatie van lokale nieuwsmedia. ‘We hebben het hele proces met z’n drieën gedaan en vormden een gouden trio. Het was een moeilijk proces, met vele dips. Door corona hebben we een halfjaar vertraging opgelopen en moest een deel van de onderhandelingen weer opnieuw. Maar we gaven elkaar energie. Maarten-Jeroen is altijd positief en kwam steeds met oplossingen.’

Ook de rol van Roy was belangrijk. ‘Hij heeft heel veel ervaring met het kopen van bedrijven. Dit was het eerste dat hij verkocht. Een voordeel was ook dat hij niet uit de financiële wereld komt. Ik zelf ben van oorsprong accountant, met Maarten-Jeroen erbij loop je dan het gevaar dat je op je eigen gebied teveel als bekend veronderstelt. Roy zorgde er steeds voor dat het goed uitgelegd werd naar de andere partij.’

Lokaal houden

Lof zwaait René eveneens toe naar Robin Konijn, die de kopers begeleidde. ‘Een capabele en doortastende adviseur aan beide kanten is nodig om zo’n proces tot een goed einde te brengen.

Aan het eind van het gesprek moet René iets bekennen: ‘Ik heb op een moeilijk moment wel eens op het punt gestaan om ook andere gegadigden een kans te geven. Maar Maarten-Jeroen behoedde me daarvoor. We hebben afgesproken dat we het lokaal zouden houden, zei hij dan. Hij had gelijk. Ik heb genoten van het leven, maar het geld niet verbrast. Ik woon in een rijtjeshuis en rijd geen Lamborghini. Ik heb een goede prijs gekregen en mede dankzij de huurinkomsten uit het pand hoef ik niet meer te werken. Daar ging het om. De hoofdprijs was niet nodig.’